Een stootheuvel volgens het “handboek spoorwegtechniek” uit 1935
Stootheuvels worden geplaatst aan het einde van een kopspoor en moeten uitgerangeerde en te ver door gelopen wagens en/of treinen tegenhouden. De stootheuvel moet bestand zijn tegen een krachtige stoot, en zodanig geconstrueerd zijn, dat na een aanvaring de herstelling zonder grote moeite en/of kosten verricht kan worden. De heuvels mogen niet te sterk geconstrueerd zijn, omdat men uitgaat van het principe dat het materiaal niet beschadigd mag worden. Als de beschikbare ruimte te beperkt is om het type met een groot grondlichaam te plaatsen, gaat men over tot het plaatsen van eenzelfde type, alleen zijn de zijwanden gemaakt van oude staande dwarsliggers. Tussen deze dwarsliggers kan het stootscherm zich vrij bewegen, zodat een stevige stoot deze voorwand wordt ingedrukt, waardoor beschadiging aan het materieel wordt voorkomen. Bij deze uitvoeringen worden geen buffers aangebracht, wel maakt men voor de heuvel een zandbed over de spoorstaven heen van maximaal 10 cm boven bovenkant rail. Dit zandbed mag niet hoger zijn om ontsporingen te voorkomen..
De dwarshouten of dwarsliggers die gebruikt worden om het zandlichaam te omsluiten, worden gezaagd en/of gesneden uit een plankje balsa hout. Deze dwarshouten worden vertikaal op een ondergrond van stevig karton gelijmd. Fixeer aan de binnenzijde van de ontstane bak enkele luciferhoutjes of ander stevige balken om de boel de nodige stabiliteit te geven. Maak ruim gebruik van witte houtlijm. Na het drogen van de lijm worden de dwarshouten met een mengsel van Oost-Indische inkt en alcohol bewerkt. Deze combinatie geeft het geheel een oud en verweerd uiterlijk. De ontstane bak wordt opgevuld met een opmaat gesneden blokje piepschuim. De bovenzijde van de bak en de koppen van de zijkanten worden bedekt met groen van o.a. Silfor, Woodland, Bush en/of zeeschuim. Plaats voor de heuvel nog een e.v.t. afsluitbord De complete stootheuvel met afsluitbord.