Dienstwagens
Bij de Nationale spoorwegen bestaan buiten het Commerciële en Particulieren goederenwagenpark, ook nog een “Dienstwagenpark “. In het dienstwagenpark zijn wagens ondergebracht die door de desbetreffende eigendomsmaatschappijen gebruikt worden voor eigen diensten en gebruik. Tot ongeveer het eind van de vorige eeuw gebruikte de NS, waar we het hier voornamelijk over zullen hebben, voor deze diensten materiaal dat voor de commerciële dienst terzijde was gesteld. Veelal werden deze wagens voor hun nieuwe functie geheel of gedeeltelijk verbouwd. Zo omstond na de sluiting van de kolenmijnen in Limburg een overschot aan houten en stalen kolenbakken. Een groot deel van deze overtollig geworden kolenwagens belanden als schroot in de hoogovens. Van een niet onbelangrijk deel van deze kolenbakken werd het onderstel geschikt gemaakt voor een nieuw leven als dienstwagen. Zo werden zij verbouwd naar o.a. zandwagens en/of Dg’s. Veel van het buitendienst gestelde personenmaterieel, zoals de Blokkendozen en de ex HSM en SS personenwagens, belanden eveneens, wel of niet omgebouwd, in het dienstwagenpark. Hier gingen zij, in het wit of in het bruin, dienst doen als bioscoop, kantoor, verblijfs of materiaalwagen.
Mat 24 , de Blokkendozen, die na de 2e Wereld oorlog de grootste groep personenmaterieel vormden, en als zodanig ook buitendienst werden gesteld, kwam je vrijwel overal in het land tegen. Na de buitendienststelling kregen de diverse diensten der NS de gelegenheid om hun wagen uit te zoeken. De dienst “Weg en Werken” was een grootste afnemer van overtollig materieel. Na een grondig verbouwing werden zij bij deze dienst gebruikt als slaap, keuken en verblijfswagens voor het personeel wat ver van hun standplaats werkzaamheden verrichte. De Niet rijvaardige rijtuigen werden op emplacementen, meestal bij de diverse onderhoudsafdelingen op de grotere stations, ingezet als magazijn- of terreinwagen. Hierbij werden zij voorzien van een bruine kleur,en op de zijkant van de wagen een nieuw dienstwagennummer, en uiteraard het bord “Mag niet vervoerd worden” .
De “dienst bovenleidingbouw” kreeg ook enkele blokkendoos rijtuigen toegewezen. De dienst liet deze rijtuigen verbouwen naar reparatie en montagewagens. Na verbouwing hadden enkele wagens hun dichte balkons met de dubbele en driedubbele deuren verloren Deze open ruimte werd vervangen door een open bordes met dito hekwerk en/of kettingen. Als extra aanvulling, en op voorspraak van de ARBO werden bij enkele wagens op de verbouwde balkons lichte kraanbalken geïnstalleerd. De wagens die bestemd waren voor reparatie en inspectie van de bovenleiding kregen een over de hele lengte van het dak doorlopend bordes met neer klapbare railing. Dit bordes was ook van binnenuit bereikbaar met een ladder. Enkele van deze wagens kwamen na hun aktive diensttijd bij diverse museumbedrijven terecht. Na een grondige en langdurige renovatie begonnen de ex Blokkendozen/dienstwagens aan hun derde of vierde leven.
Ook de dienst “Onkruidverdelging”, ja zo werd die dienst toen nog genoemd, kreeg een ex-Blokkendoos B5814 toegewezen als sproeiwagen. Deze wagen moest de “Ome Ceesjes” die de oude sproeitrein vormden, gaan vervangen. De oude sproeitrein bestond uit drie USTC vier-assige ketelwagens en twee twee-assige omC-s die als sproei en verblijfswagen dienst deden. Tractie voor deze onkruidverdelgingstrein bestond in eerste instantie uit een stoomlocomotief uit de 1700 serie die later vervangen is door de nieuw gebouwde diesellocomotief NS 2530. De stoom is in 1956 verdwenen en de Ome Ceesjes waren, net als de ex USTC ketelwagens, aan het eind van hun latijn. De B5814 bestemd voor de nieuwe sproeitrein werd grondig verbouw. De treinbemanning kreeg een geheel nieuwe verblijfs- en kleedruimte en de sproei-installatie werd aan de eisen des tijd aangepast. Er kwam een meng- en doseertafel voor het bedienen van de sproei-installatie. Het mengwater voor de chemicalien zat in vijf “nieuwe” twee assige ketelwagens die in de standaard NS grijze kleur geverft werden. Deze ketelwagens vormde samen met de sproeiwagen en de bruine Gs, die mee liep voor de opslag van de zakken met chemicaliën die nodig waren voor de onkruidbestrijding, een vaste eenheid. De Gs was trouwens ontstaan uit het hergebruik van een oud HSM onderstel. Als enige in zijn soort kreeg de ex B5814, De Blokkendoossproeiwagen, Zwitserse draaistellen die van onder het inmiddels gesloopte voormalige NS inspectierijtuig no11, de ex OmBC 2911 vandaan kwamen.
De “hersporingsploegen” kregen als vervanging voor het oude ex-HSM en SS materieel, waar zij het tot dan mee moesten doen, de beschikking over enkele blokkedoosrijtuigen. Deze blokkendozen gaan als houtwagens dienst gaan doen bij de ongevallenkraan van Utrecht en Eindhoven. Samen met de (Stoom)spoorwegkraan, de kraanarmondersteuningswagen en de aangepaste stalen D’s, vormde zij de spoorwegongevallenkraantrein. De vier deurs stalen D-s vervingen hiermee de oude houten HSM bagagewagens die jarenlang tot de ongevallentrein behoorden. Een bekende verschijning was ook de “tentoonstellingstrein” die lang deel uit maakte van het Spoorwegmuseum in Utrecht. Het NSM bezit nog steeds enkele van deze wagens. Ook andere NS diensten maakten gebruik van buitendienst gestelde personenrijtuigen. Op de middelgrote en grote stations kon je deze meestal wit geschilderd wagens terug vinden als mobiel kantoor voor o.a. de geneeskundigendienst en de Spoorweg Politie.
In 1955 werd besloten naast de ombouw van de Blokkendozen tot getrokken rijtuigen een deel om te bouwen ten behoeve van het Postvervoer. Tussen 1955-56 werden 20 mCd geschikt gemaakt voor het postvervoer. In 1959 volgde nog eens 5 stuks voor postvervoer.
Na het wegvallen van het grootschalig kolenvervoer en het kwijt raken van veel goederenvervoer aan het wegverkeer kwamen veel goederenwagens werkeloos te staan en was er ook geen behoefte meer aan de goederentreinbegeleidingswagens, beter bekent als “Dg” Veel van deze Dg-s belanden dan ook in het dienstwagenpark. Zes Dg,s kregen een stroomafnemer op het dak met als doel op de stations getrokken treinen via de bovenleiding van verwarming te voorzien. Enkele werden ingezet ten behoeve van opslag voor tankreiniging, een voor opslag van propaangas, twee werden omgebouwd tot aggregaatwagen en een werd ingericht voor het kraanonderhoud van de loco-motoren (Sik). Daarnaast kregen nog eens twintig stuks de vrij algemene benaming van “werkwagen”met een eigen bestemming. Tegenwoordig zijn er bij de diverse museumspoorlijnen nog redelijk veel van deze Dg in goede conditie te vinden. Rijtuigen en wagens die echt niet meer vervoerd mochten worden kregen de status van “Terreinwagen”. Deze terreinwagens , met of zonder onderstel, zijn aan het normale verkeer onttrokken en stonden meestal op een stukje geïsoleerd spoor dienst te doen als magazijn en/of opslag van bijzondere goederen. Bij vele grote en kleine emplacementen, maar ook bij de los,- en laadplaatsen van de kleinere stations, stonden gesloten wagens, waaronder opvallend veel ex groentewagens, die als “schuurtje” dienst deden voor baanwerkers en/of privé voor de Stations Chef. Buiten deze bijzondere rijtuigen bestond het dienstwagenpark ook uit een groot scala van wel inzetbare goederenwagens. Denk hierbij aan de inzet van de zandtreinen uit Maarn en de vele platte en/of rongenwagens die nodig waren bij het vervoer van dwarsliggers, railstaven, seinpalen bovenleidingportalen, overwegbomen en wat je nog meer kan verzinnen. Daarbij beschikten de werkplaatsen over veel speciaal transportwagens voor het intern transport en het transport tussen de werkplaatsen onderling. Bij deze speciale wagens kunnen we denken aan wagens voor het vervoer van wielen en wielassen, draaistellen, mallen en complete koppen van treinstellen, rem en koppelwagens, etc, etc.
In model zijn zonder veel moeite enkele van deze wagen goed na te bouwen. In een volgend nummer start de serie met het ombouwen van een blokkendoosrijtuig naar een gereedschapwagen. Hierna zal de bouw van een Dg volgen!
In 1926 stelde NS dit Blokkendoosrijtuig als mC9018 in dienst. Na haar buitendienststelling uit de commerciële dienst ging het rijtuig over naar de dienst van het seinwezen als werk- en verblijfsruimte en kreeg het dienstwagen nummer 80 84 97 11 630-7 In 1985 werd het rijtuig door de SSN gekocht als verkleed- en kantine ruimte Bij het in dienst stellen als sproeiwagen werden in 1965 de Ma draaistellen van de B5814 vervangen door de Zwitserse draaistellen van het ex inspectierijtuig 11 de ex omBC2907 Een mooi voorbeeld van hergebruik is de slijptrein oude stijl. De slijpwagen 30 84 9741 020-6 ex Bz 5851(1) ex C9422ll geflankeerd door twee tenders van de lok serie 4700 die hier dienst doen als waterwagen voor de slijpstenen Montagewagen 84 979 1508-4 van Electrorail staat te wachten op transport naar Koek in Mijdrecht. Dit zijn enkele van de weinige ketelwagen die NS in dienst had. Zij doen dienst bij de onkruidverdelgingtrein en staan werkeloos op Roosendaal. Dit type wagen, wat meestal ontstaan is uit een uitgeklede kolenwagen, doet hier dienst als opslag voor een reserve kop van een plan V Deze “mag niet vervoerd worden”wagen is opslag voor enkele lasmallen van materieel wat zelf ook al verdwenen is Enkele lossekoppen van moderner materieel. Een werktrein van Weg en Werken, nu Infra genoemd, op de rand van oud en nieuw Een ex zandwagen, een uitgerangeerde Dg vormen hier het oude deel terwijl de wooncontainer een moderne tussen oplossing is voor het nog nieuw in te stromen dienst materieel Een ex rongenwagen omgebouwd voor het transport van draaistellen. Hier de draaistellen van de DE41 die in Tilburg gereviseerd zijn. Een uitgerangeerde Gs op een eigen stukje spoor. De wagen doet hier dienst als opslagloods en heeft dan ook de nummering van een terreinwagen Een zelfde Gs maar nu in het grijs en dienst doende als gereedschapwagen met schaftverblijf. Deze wagen mag wel vervoerd worden. De in de tekst genoemde werkwagen voor het kraanonderhoud van de Sikken. Dit was de enige Dg in het blauw. Een moderne versie van het hergebruik van “oude”goederenwagens. Deze G is nog bij Janssen Bergen op Zoom omgebouwd en doet hier dienst in Vlissingen als ondersteuningswagen voor het daar aanwezige Bakkie.
Vlissingen 2005 Een zelfde wagen als op 16 maar nu in het blauw en werkend in 2007 voor RFF aan de Waalhaven in Rotterdam Wat een verschil met de oude sproeitrein. Deze Onkruidbeheersingswagen is nieuw gebouwd op een bestaand onderstel van een ketelwagen. Ook deze sproeiwagen is ontstaan uit een overtollige goederenwagen. In de zijden zijn nog duidelijk de stootnokken te zien waar vroeger de schuifdeur tegen aan kwam. Net klaar bij Jansen in bergen op Zoom. Onderstel oud, bovenbouw gloed nieuw Een omgebouwde stalen D, die spoedig in model zal verschijnen, als gereedsschapwagen van de hersporingsploeg.