Mijnhout

Mijnhout

Kolenwinning in ons land was een Limburgse aangelegenheid. Diep onder de Limburgse grond ploeterde de kompels om dit zwarte goud naar boven te halen. Om bij deze kolenlagen te komen moest men met de lift afdalen tot winningdiepte. Van hieruit liepen soms kilometers lange gangen naar de te ontwinnen kolenlagen. Vanuit deze tunnels liepen dan weer de werktunnels naar de kolenlagen toe. Deze werktunnels ontstonden door het weghalen van de kolenlaag en hadden dan ook een ondersteuning nodig. Voordat er stalen stempels gezet werden, moesten deze gangen, die regelmatig door onstabiele grondlagen voerden, gestut worden met houten palen. “Onder mijnhout verstaan we op maat gezaagde, niet al te dikke, boomstammen die vanuit bosrijke gebieden naar de mijnen werden gebracht en daar dienden ter ondersteuning en versteviging van de onderaardse mijngangen”
Niet iedere soort hout is geschikt om als mijnhout te dienen. Een vereisten voor mijnhout is dat zij van een “sprekende” soort moest zijn. Voordat het hout onder de druk van de boven laag zou bezwijken moest het de kompel door middel van steunen en kraken waarschuwen dat er iets niet goed zat. Dit steunen en kraken was voor de kompel het teken dat er onmiddellijk maatregelen getroffen moesten worden om instorten te voorkomen.
Dit mijnhout, wat altijd in grote getalen aanwezig was, groeide niet meer in de directe omgeving van de mijn. Het kwam van elders en later zelfs uit het buitenland.
Bij het huidige Leenderbos, nu bekent van de file’s, was een smalspoorlijn gerealiseerd om het hout van de in de jaren dertig aangelegde bossen makkelijker af te kunnen voeren naar de mijnen. Het inzamelen van het hout vind plaats met een smalspoorlijntje, waarbij de normaalspoorwagens op smalspoorwagens geplaatst worden. Op deze manier kan het mijnhout rechtstreeks in de normaalwagons geladen worden en dat scheelt ook in die tijd mankracht en dus geld voor het extra overladen.
Daar het overgrote deel van het vervoer van mijnhout voor rekening van de spoorwegen kwam werden de bekende open tweeassige ‘kolenbakken’ gebruikt die vanuit de mijnen beladen met kolen vertrokken en op de terugweg gelijk het mijnhout mee terug namen; dat bespaarde een lege terugreis van de wagens en was een mooi staaltje van efficiënte wageninzet. Omdat er veel van de palen afhing, werden zij door de verlader goed behandeld, zodat er weinig schade aan ontstond. De palen werden netjes in een verticale houding gestuwd en hadden dan ook geen extra verzekering nodig. Moest er om een of andere reden ook nog bundelhout met deze wagens mee, dan werd er een rand van palen in de wagen gezet en daar tussen werden dan de bundels hout gestuwd. Voorwaarde was wel dat de bundels twee maal van een staaldraadbinding aan de uiteinde was voorzien. (zie voorschrift bundelhout)
Met de sluiting van de kolenmijnen in Limburg verdween ook dit stukje speciaal vervoer van onze vaderlandse railstaven.

Voor het transport van mijnhout werden de lege kolenbakken gebruikt die eerst vol naar de klant gingen en daarna vol met het hout naar de mijnen terug keerde. Zoals op de foto’s te zien waren deze kolenbakken er in diverse uitvoeringen.

 

Na aankomst bij de mijnen werden de kolenbakken gelost op de daarvoor bestemde plaatsen. Omdat er zoveel van het hout af kon hangen ging men niet al te ruw met dit materiaal om getuige de mooie stapels die er van gemaakt werden

Het lokale transport op de mijnen gebeurde op het aldaar gebruikelijke smalspoor. Dit smalspoor liep door tot kilometers onder de grond.

Diversiteit in het beladen van de wagens. Kunstzinnig kon men dus ook zijn!

Zoals in de tekst aangehaald haalde men in een later stadium, toen het hout hier op begon te raken, uit landen die dicht tegen de Balkan aan lagen

 

Voorschriften

 

Tekening van beladen

Aanbevelingen voor het gebruik van een wagen  

In model gebruiken we de kolenbakkies die zowel in de houten als stalen wagen uitvoering in verschillende versies door de modelspoorfabrikanten worden geleverd. Gezien de periode waarin dit vervoer voorkwam komen eigenlijk alleen wagens met beschriftingen uit de tijdperken 2 en 3 in aanmerking, het komt onwaarschijnlijk over als een rode DB Cargowagen beladen met mijnhout rondrijdt, maar wie weet…

 

Voor het rechtopstaande mijnhout gebruiken we dunne takjes (zo recht mogelijk). Denk er aan dat ze absoluut niet te dik mogen zijn. In H0 valt dan te denken aan 3 mm. Doorsnee.We knippen/snijden/zagen ze in stukjes van gelijke lengte en wel zodanig dat ze rechtopstaand in de wagen een stukje bovende wagenzijkant moeten uitsteken. Dit moet proefondervindelijk worden vastgesteld, maar voor H0 komt het neer op zo’n 2 a 3 centimeter.

 

We maken nu ongeveer 300 van die stukjes, waarbij er onderling natuurlijk best enig lengteverschil van enkele millimeters mag zijn (dit staat ook natuurgetrouwer).
De takjes worden rechtopstaand enkelvoudig in de wagenbak gezet. Begin aan de kopsekant met plaatsen en vult zo langzaam aan de hele wagenbak.
Levend hout bevat veel sappen b en die bepalen de dikte van het hout. Na een poosje verliest het hout veel van zijn vocht en dan worden de stammetjes droog en dun! Hierdoor kan er ruimte in de bak ontstaan!!

     

Het liggende mijnhout
Uit piepschuim snijden we een rechthoekig blokje dat precies tussen de wanden van de wagen past past. Het blokje mag niet hoger zijn dan  3/4 van de zijwand  van de wagen.
Van dunne stukjes hout maken we bundeltjes die aan beide uiteinde voorzien worden van staaldraad bindingen De bundels mogen niet langer zijn als dat de wagen breed is. Door uitdroging kunnen de bundels later uit elkaar vallen. Opletten dus.

Met een draaiende beweging steken we de boomstammetjes tussen de wand en het piepschuim. Tussen deze wanden kunnen nu de bundels en/of losse takken geplaatst worden. Als je het zorgvuldig doet heb je geen fixeermiddel nodig. De stammetjes blijven mooi op hun plaats staan.

De wagen is nu klaar en kan aan zijn reis naar de mijnen beginnen.
Een voorbeeldig geladen Om van de Duitse Reichs Bahn achter een 3900 van de NS

    Terug naar de voor elke lading een wagon